Belt, riem, band, gordel
Is er iets mis met Biblebelt, behalve dat het Engels is? Tja, een objectief en valide bezwaar is er niet. Wel het praktische probleem dat het Nederlands ook het woord belt kent, zoals in vuilnisbelt. Maar het Engelse belt betekent ‘riem, gordel’. Tel daarbij op dat Bible vrijwel net zo klinkt als Bijbel en dan krijg je dus de veelvoorkomende fout Bijbelbelt – wat de associatie met een hoop vuilnis versterkt. De keuze voor Bijbelgordel is dan wel handig.
Gordel wordt wel vaker als geografische aanduiding gebruikt; denk aan een gordel van bergen of bergketens, steden, eilanden (Indonesië: de ‘gordel van smaragd’) of aan vegetatie- en klimaatgordels. Als vertaling van belt is gordel wel wat formeel, maar riem gebruiken we niet op die figuurlijke manier, strook is ongebruikelijk (Bijbelstrook?) en een Bijbelband is al iets anders.
Zijn er nog andere namen? Dé krant van bevindelijk gereformeerd Nederland, het Reformatorisch Dagblad, heeft sporadisch protestantenband gebezigd. Ik trof verder nog de reforiem aan – en misschien is de zwarte band nog een aardige. (Spottender, naar de ‘zwartekousenkerk’, zou de zwartekousenband zijn.)
Bijbelband lijkt mij mogelijk: het sluit aan een bestaand begrip in Nederland: de stedenband.
Bijbelstrook lijkt mij ook mogelijk.
Beter is ‘bijbelstreek: dit sluit aan bij een bestand begrip: bollenstreek, woudstreek,
Bijbelrand? sluit aan bij Randstad.
Nog beter is het om niet rechtstreeks vertalen. Dit leidt bijna altijd tot een verkeerde vertaling en doet afbreuk aan onze taal om zich zelfstandig te ontwikkelen (zelfscheppend vermogen).
Dus: aap Amerika niet na, dat getuigt van een luie geest, maar bedenk iets op eigen kracht op basis van wat je in je eigen omgeving waarneemt. Amerika naäpen is een vorm van zelf opgelegd kolonialisme.
Ter voorkoming van verwarring met de Amerikaanse Bible Belt lijkt me hoe dan ook het gebruik van een Nederlandse benaming verstandig. Pleiten voor een volkomen nieuwe term is sympathiek, maar die zal ws. niet ingeburgerd raken, dus lijkt “Bijbelgordel” (met hoofdletter omdat het een aardrijkskundige benaming betreft) te voldoen, en die gebruik ik ook in mijn volgend jaar te verschijnen boek “De taal van de Bijbelgordel” (werktitel).
Overigens werd in de begintijd van het Reformatorisch Dagblad wel de benaming “de slurf (van Terneuzen tot Friesland)” gebruikt.
Verder schijnt er ook in Finland een vergelijkbaar gebied te bestaan. En mogelijk nog elders in de wereld?
Dat wordt vast een interessant boek! Ik denk dat Bijbelgordel vrij gangbaar is doordat het bij redacties vaak de voorkeur zal hebben boven Biblebelt; dat zou bijvoorbeeld verklaren waarom het in Trouw ineens veel voorkomt vanaf 1991. Zodoende kun je het in veel schriftelijke bronnen vinden. In gesproken taal kom ik Bijbelgordel zelden tegen en is Biblebelt juist de gewone term.
Over het algemeen ben ik tégen buitenlandse woorden als er ook Nederlandse voor zijn. Maar met de drie b’s steeds aan het begin van een lettergreep vind ik Biblebelt stiekem wel lekker klinken!
Zelf bezig graag de term ‘christengordel’, uitgebroken met twee harde g’s om het refokarakter te benadrukken. Maar Bijbelband of Bijbelgordel is natuurlijk wel iets neutraler.
“Chordel” is wat mij betreft voldoende duidelijk. Maar iets met -belt mag ook (naar analogie van vuilnisbelt).