Rouw voelt rauw. Die twee woorden klinken hetzelfde en roepen een vergelijkbaar gevoel op. Zijn ze ook verwant, en hoe zit het met ruw?
Zou rauw een ruwe versie van ruw zijn? Zoals je in de spreektaal douwen kunt zeggen terwijl je duwen zou schrijven? Dat zou me niet verbaasd hebben, maar het blijkt anders te liggen. Ruw en rauw zijn verschillende woorden, al hebben ze elkaar wel beïnvloed, doordat ze in betekenis niet ver uit elkaar liggen. En ook rouw heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis.
Rauw
Rauw betekent van oorsprong ‘niet gekookt of gebakken’: rauwe biefstuk, rauwe groenten. Van rauw vlees kun je ook spreken bij een open, bloederige wond. Inmiddels heeft rauw meer betekenissen, zoals ‘onaangenaam van klank’ (een rauwe stem), ‘onbeschaafd’ (van mensen: rauw volk) en ‘hard, lelijk’ (van dingen: het rauwe bestaan).
In sommige betekenissen overlapt rauw met het etymologisch niet verwante ruw. Beide woorden kunnen ‘onbeschaafd’ en ‘hard’ betekenen: rauwe/ruwe types, de rauwe/ruwe werkelijkheid. Onbewerkte grond kun je zowel rauw als ruw noemen. Ook de betekenissen ‘onrijp’ en ‘grof’ kunnen elkaar overlappen: een rauw/ruw voorstel. Zie verderop bij ruw.
Waar komt rauw vandaan? De Indo-Europese oervorm, die ‘gestold bloed’ of ‘rauw vlees’ betekende, leidde in het Grieks tot kréas (denk aan de pancreas), in het Latijn tot crūdus (‘bloederig, rauw, grof’) en in het ‘Oergermaans’ tot hrawa. In het Middelnederlands was het ro of raeu en had het al zo’n beetje de betekenissen die we nu nog kennen, dus ‘ongekookt’ en diverse varianten van ‘grof’.
Ruw
Aan die Germaanse oervorm kun je zien dat rauw en ruw niet verwant zijn. De bron van ruw is namelijk rūha. Dat werd in het middeleeuwse Nederlands ru en ruuch (een restant van die h), met als betekenissen ‘woest, grof, onbewerkt, ruigharig’. Ru werd verbogen als ruwe en die w werd deel van ruw, terwijl ruuch zich ontwikkelde tot ruig en zelf als ruige verbogen werd.
Kortom, ruw en ruig hebben dezelfde oorsprong! In de Etymologiebank staat het volgende over het verschil in betekenis dat tussen die twee vormen is ontstaan: “Tegenwoordig verwijst ruig meestal meer naar een uiterlijke vorm, bijv. ruig haar (borstelig), ruig terrein (begroeid met wild gewas), terwijl ruw meer een intrinsieke eigenschap aangeeft: ruw hout, ruwe olie (onbewerkt), ruwe handen (niet glad aanvoelend), ruwe schatting (niet nauwkeurig), ruw weer (onstuimig), ruwe taal (onbeschaafd).”
Naast ruw heeft ook de vorm rouw bestaan, die in het WNT besproken wordt. Dat woordenboek gaat ook in op de overlappende betekenissen:
In sommige beteekenissen is het woord samengevallen met rauw (dat van geheel anderen oorsprong is), waartoe zoowel de vorm (de oude gemeenschappelijke genitief rouwes) als de beteekenis (ruw, oneffen, geleidelijk overgaande in: onbewerkt, onbereid) aanleiding hebben gegeven.
Rouw
Het zelfstandig naamwoord rouw is van een heel andere oorsprong. Het komt van het werkwoord rouwen. De Germaanse oervorm hreuwan betekende al ‘treuren, jammeren’. Via een uitstapje naar ‘betreuren, spijten’ (waar ‘Dat zal hem rouwen’ nog een restant van is) zijn we inmiddels weer terug bij de oude betekenis ‘droefheid, verdriet voelen’. Meestal omdat er een dierbare overleden is, soms ook om een ander soort verlies.
Rouw is een emotie, maar heeft ook een formelere kant. Die komt tot uiting in uitdrukkingen als rouw betuigen, in de rouw zijn en een dag van nationale rouw, en in samenstellingen als rouwkaart, rouwkleding en rouwstoet. Opvallend: veel samenstellingen met rouw- bestaan ook met trouw-, zoals deze drie. Een heel ander, veel vrolijker life-event.
Uitdrukkingen
Met rauw, ruw én rouw bestaan heel wat uitdrukkingen.
- Dat valt me rauw op m’n dak. (Het overvalt me, het is een onaangename verrassing.)
- Honger maakt rauwe bonen zoet. (Als je honger hebt, smaakt alles goed.)
- Ik lust je rauw! (Kom maar op, ik ga het gevecht met je aan.)
- ruwe bolster, blanke pit (iemand van wie je op grond van het uiterlijk grofheid verwacht, maar die een goed mens blijkt)
- een ruwe diamant (iets of iemand met veel potentie, maar dat/die nog ‘fijngeslepen’ moet worden)
- Ben je soms in de rouw? (Je nagels zijn niet schoon.)
- in (diepe) rouw storten/dompelen
Rauwdouwer, rouwdouwer, rouwdouw
En dan zitten we nog met het vreemde woord in dit kopje. Ja, welke vorm is het nu? Ze kunnen allemaal, zegt Taaladvies.net. Een rouwdouwer, of hoe je het ook wilt schrijven, is een ruw persoon. Het blijkt niet afgeleid te zijn van rauw of ruw; het is een vernederlandsing van het Engelse row-dow, tegenwoordig rowdydow. Niet heel verrassend dat mensen het wel zijn gaan associëren met rauw en ruw.
Tot slot: wat zeg je eigenlijk met gecondoleerd en zijn er alternatieven voor dat woord? Lees het hier.
Dit artikel wijd ik aan Tanneke Schoonheim, voorzitter van de Commissie Spelling. Zij overleed onverwacht op 25 augustus 2020. Het is onvoorstelbaar dat we haar warme, levendige persoonlijkheid voor altijd moeten missen. Lees ook ons in memoriam.