Een aantal is of zijn? Liever meervoud! – Wouter van Wingerden

Een aantal is of zijn? Liever meervoud!

Zeg je ‘een aantal mensen is al vertrokken’ of ‘een aantal mensen zijn al vertrokken’? Antwoord: enkelvoud en meervoud zijn allebei goed. Advies: het meervoud klinkt natuurlijker, dus gebruik dat liever. Vergeet de ‘regel’ dat je bij een aantal altijd enkelvoud zou moeten gebruiken; die klopt niet.

Maar het woord aantal is toch enkelvoud, denk je misschien? Jawel – maar mensen is meervoud. En als je beter naar een aantal mensen gaat kijken, zul je zien dat het logischer is om niet aantal maar mensen als kern van die woordgroep op te vatten. Daar zijn twee redenen voor.

1. Wie doet wat?

Wie vertrekt er nu eigenlijk in ‘een aantal mensen is/zijn al vertrokken’? Dat zijn de mensen: levende wezens die iets doen, en die doen dat mogelijk (of waarschijnlijk) uit eigen beweging. Het gaat niet per se om een groep die in z’n geheel beweegt. En dan nog zouden het ook de mensen zijn die vertrekken. Het aantal zelf doet niks. Dat zegt alleen maar om hoeveel mensen het gaat. Nou ja, niet precies, omdat het zo onbepaald is. Maar waar het om gaat: een aantal is nogal abstract; het is niet iets aanwijsbaars dat een handeling uitvoert.

2. Telwoord

Ga je beter kijken naar een aantal, dan moet je concluderen dat het zich als een telwoord gedraagt. Telwoorden zijn bijvoorbeeld twee en honderd, maar ook onbepaaldere begrippen als meerdere en veel. En woordgroepen zoals drie miljoen, een paar en een heleboel. In de volgende zinnen zie je dat de persoonsvorm in het meervoud staat, omdat dat past bij het concrete zelfstandig naamwoord dat na het telwoord komt (en het telwoord bepaalt die persoonsvorm zelf dus niet):

  • Drie miljoen mensen krijgen deze week bericht van de Belastingdienst.
  • Er liggen nog een paar handdoeken in de kast.
  • Op de uitverkoop kwamen een heleboel koopjesjagers af.

Woorden die door het lidwoord een misschien aan enkelvoud doen denken, dwingen dus geen werkwoord in het enkelvoud af als er nog een zelfstandig naamwoord in het meervoud achter staat. Dat komt doordat een samen met wat volgt (zoals kwart miljoen of aantal) in zijn geheel een telwoord vormt.

  • Er moesten een kwart miljoen mensen geëvacueerd worden.
  • Morgen vallen er een aantal buien.

Wil je bewijs zien dat een aantal een telwoord kan zijn? In een zin met een telwoord kan twee keer er staan: ‘Er zijn er al twee vertrokken’, ‘Er zijn er al drie miljoen vertrokken.’ Een zelfstandig naamwoord dat een verzameling uitdrukt, kan dat niet: van ‘Er is al een bus mensen vertrokken’ kun je niet maken ‘Er is/zijn er al een bus vertrokken.’ Dat je wel kunt zeggen: ‘Er zijn er al een aantal vertrokken’, bewijst dat een aantal een telwoord kan zijn.

Enkelvoud: ook goed, maar …

Wil dit nu zeggen dat je bij een aantal altijd meervoud zou moeten gebruiken? Nee, het enkelvoud is ook mogelijk. Maar in veel zinnen zal dat wat stijf en formeel klinken. Het lijkt de nadruk te leggen op een eenheid die in de praktijk niet bestaat. Pas dus op met het enkelvoud; met het meervoud zit je eigenlijk altijd goed.

Schoolmeestersregels

Een aantal is enkelvoud!’ is een typisch voorbeeld van een schoolmeestersregel: een taalregel die ouderwets en/of te streng en/of regelrecht onwaar is, maar nog altijd hardnekkig verkondigd wordt (zelfs soms in het onderwijs). Gek genoeg is die over een aantal vrij jong. Tot halverwege de twintigste eeuw zeurde niemand over het meervoud …

Vijftig van zulke schoolmeestersregels heb ik verzameld en besproken in mijn boek ‘Maar zo heb ik het geleerd!’ Lees er hier meer over.

PS Mocht je me niet op mijn blauwe ogen geloven, lees dan gerust eens de adviezen over een aantal van Onze Taal en de Taalunie.

8 reacties op “Een aantal is of zijn? Liever meervoud!”

    1. doetietsmettaal

      Ja, die zin is fout. Maar ‘het elftal’ is heel concreet en daarmee iets wezenlijk anders dan ‘een aantal’ (waar ook vaak nog een ander, meervoudig, zelfstandig naamwoord achter staat).

    1. Daar geldt hetzelfde voor: enkelvoud en meervoud zijn allebei mogelijk, maar het meervoud lijkt beter te klinken, doordat je er een telwoord met een meervoudige betekenis in kunt zien.

      1. OK, deze dan: 1. ‘het paar schoenen staat in de hoek’. 2.’Een paar schoenen…’ zeg het maar. 1. kan alleen in enkelvoud. 2. ? Gaan we op gevoel, of zijn er regels voor, die houvast dienen te bieden?

        1. “Een paar schoenen staat in de hoek.” en “Een paar schoenen staan in de hoek.” zijn allebei correct. Maar er is wel een verschil. In het eerste geval zijn het twee schoenen die bij elkaar horen en samen een paar vormen. En in het tweede geval zijn het twee of meer (maar wel weinig) schoenen die niet bij één van de andere schoenen hoeven te horen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar top
Wouter van Wingerden doet iets met taal draait op SYS Platform SYS Platform - Platform voor Coaches & Opleiders