Afgelopen vrijdag was ik bij ‘Goede redenen voor foute taal’, een bijzonder geslaagd symposium over de aard van taalnormen en het soms grote verschil tussen zulke normen en hoe ons taalsysteem werkt. Het ging bijvoorbeeld over hun hebben en over de manier waarop Nederlanders verwijswoorden kiezen, een systeem dat helemaal niet strookt met de traditionele woordgeslachten. Interessante blogs naar aanleiding van het symposium vind je bij Miet Ooms en Gaston Dorren.
Ik schrijf zelf een boek over taalnormen. Een deel van die normen botst met hoe we taal in de praktijk gebruiken. Daar kom ik dagelijks voorbeelden van tegen. Kijk hier maar eens naar:
De taalnorm zegt: naar het-woorden verwijs je met het en zijn. Het land is bang, het wil zich verdedigen, het versterkt zijn defensie. Net als land is ook de naam Finland een het-woord: het verre Finland. En dus ook: Finland en zijn vele meren. Maar de norm in het hoofd van veel mensen is anders. Vooral in geschreven taal, maar soms ook in spreektaal, behandelen we aardrijkskundige namen vaak als vrouwelijk. Vandaar dat je hier leest: “Finland blijft ook op haar eigen manier …”
En hoe komt het dat er ineens hen staat in de laatste zin? Dat heeft twee oorzaken: ten eerste de nadruk die op die plek in de zin valt (het kun je moeilijk benadrukken, en haar gaat hier wel erg opvallen; het doet dan snel aan een vrouwelijke persoon denken), en ten tweede het feit dat je in het Nederlands makkelijk kunt overschakelen op een verwijzing naar de mensen die samen een bedrijf of stad of land vormen. In gesproken taal is dat heel gewoon (‘Ik was bij de Spar en ze hadden geen merguezworstjes’), maar in de schrijftaal duikt het dus ook op.
Hoofdstuk 10 van mijn boek ‘Maar zo heb ik het geleerd!’ heet ‘Frankrijk: haar of zijn wijnstreken?’ Wat mensen mooi vinden en welk verwijswoord volgens hen goed is (en waarom) kun je vanaf 6 juni lezen.
13 reacties op “Finland: zijn, haar & hen”
Pingback: [Opinie] Over de zin van taalnormen - Taalverhalen
Ik wil hier EEN kanttekening bij maken. Er zijn het-woorden ( neutra) die een vrouwelijk wezen aanduiden. In het Duits worden daarop slaande voornaamwoorden consequent toegepast ( es, sein) maar in het Nederlands is de vrouwelijke vorm gaan prevaleren. Zo voorkom je de in het Duits toch wat krom aandoende zinnen als:
Das Mädchen hat seinem Vater Blumen gegeben. (Nederlands: Het meisje heeft haar vader bloemen gegeven.). en:
Das Männchen dieser Vogelart tanzt auf einem Ast hin und her um Weibchen anzulocken; wenn ein Weibchen paarungsbereit ist, setzt es sich an den selben Ast wie der Partner, und streicht seinen Schnabel durch das Gefieder des Männchens (Nederlands: Het mannetje van deze vogelsoort danst op een dikke tak heen en weer om vrouwtjes te lokken; als een vrouwtje tot paren bereid is, gaat ze op dezelfde tak als haar partner zitten en strijkt haar snavel door de veren van het mannetje heen).
Ik vind dat je dan beter kunt schrijven: “Maar de Finnen blijven ook op hun eigen manier de dialoog…. ” (verder ongewijzigd). Dan klopt de vervolgzin helemaal, in tegenstelling tot wat nu het geval is. Dat zoiets in spreektaal al snel misloopt is geen enkel excuus om het in geschreven taal dan ook maar te laten rammelen. Wat ik trouwens ook lelijk vind is “dé”. Hier lees ik onwillekeurig: “dee”. Om de nadruk op “de” te laten vallen zou ik het in cursieve letters schrijven.
“… Zo voorkom je de in het Duits toch wat krom aandoende zinnen als:…”
Je zult erg je best moeten doen als je iemand die Duits spreekt, wilt uitleggen wat je bedoelt met “wat krom aandoende zinnen”.
Duitsers vinden het Nederlands soms een leuke taal omdat “het meisje en haar vader” in Duitse oren vreemd en een beetje kinderlijk klinkt (net als in de oren van veel mensen die Limburgs als moedertaal hebben). Het Nederlands gaat zo zijn/haar eigen weg maar kan niet dienen als norm voor wat in het Duits, of welke taal dan ook, wel of niet krom aandoet.
De zin die na de zin over Finland volgt, zou volgens mij niet met een verwijswoord naar Finland moeten worden geformuleerd (dus geen: Voor haar, geen: Voor hem; en ook geen: Voor hen… maar gewoon, en niet te gemakzuchtig: “Voor de Finnen is het dé manier…
Met die laatste zin wordt namelijk niet zozeer op Finland teruggewezen, maar op de inwoners van Finland, ook wel Finnen genoemd. Soms moet je net even meer moeite doen als je helder wilt maken wat je bedoelt.
Bij ‘de taalnorm voor het-woorden’ hoort een kanttekening. Taaladvies maakt het onderscheid tussen woordgeslacht en biologisch geslacht. “Als het biologisch geslacht duidelijk is of als de spreker dat expliciet wil aangeven, wordt meestal met mannelijke (hij, zijn) respectievelijke vrouwelijke (zij/ze en haar) voornaamwoorden verwezen.” Bijvoorbeeld
Het schaap staat samen met haar lammetjes in de wei.
Het nieuwe Kamerlid heeft zijn baard afgeschoren. Zo ziet hij er een stuk beter uit.
Ach de laatste zin van Henny wordt pas echt leuk als je de onzijdige woorden consequent vrouwelijk vervoegt, hetgeen je tegenwoordig steeds vaker hoort. “Het Kamerlid heeft haar baard afgeschoren” lijkt mij een uitstekende zin.
Leuke commentaren! Als het boek die dekt, zal het voor menigeen leerzaam zijn.
“De dragqueen songfestivalwinnaar heeft haar baard afgeschoren.” In de huidige tijd van fluid gender kan het allemaal.
Ik denk dat ‘Ik was bij de Spar en ze hadden geen merguezworstjes’ geen goed voorbeeld is om uit te leggen dat je met ‘ze’ naar ‘de Spar’ kunt verwijzen, zoals je met ‘hen’ naar ‘Finland’ kunt verwijzen. Ik denk dat ‘ze’ in de Sparzin eerder een onbepaald voornaamwoord is (= ‘men’). Je kunt ‘ze’ niet vervangen door ‘zij’. Bij ‘hen’ in de Finlandzin is dat iets anders. Daar wordt echt naar Finland verwezen, op een manier die mij toch wat stuntelig aandoet. Je kunt net zo goed schrijven: ‘Voor de Finnen …’ of ‘Voor het land …’.
Misverstanden over Duits en Nederlands:
Het klopt dat je in het Duits met het onzijdige bezittelijk voornaamwoord “sein” naar het grammaticaal onzijdige “(das) Mädchen” verwijst. Tenminste, in de standaardtaal is dat zo. In de grammatica’s wordt het zo uitgelegd. Maar in de omgangstaal wordt met het vrouwelijke bezittelijk voornaamwoord “ihr” naar “(das) Mädchen” verwezen. Op Google vind ik vandaag (2-3-2017) 2850 keer “wenn das Mädchen seine” (volgens de regel dus) en 9190 keer “wenn das Mädchen ihre” (tegen de regel in). Zou het dan niet kunnen zijn dat de regel eigenlijk achterhaald is? Dat de werkelijkheid, namelijk dat in het Duits net als in het Nederlands het taalgebruik neigt naar een congruentie die gebaseerd is op het biologische geslacht? Ik denk het wel. Bovendien kan het niet anders dan dat de frequentie van het gebruik van “ihr” i.p.v. “sein” toeneemt naarmate de afstand in de zin tussen het verwijswoord en het antecedent (dat waarnaar verwezen wordt) groter wordt, omdat door die afstand de herinnering aan het grammaticale geslacht ondergeschikt is aan de herinnering aan het biologische geslacht van het antecedent. Dus eigenlijk doen het Nederlands en het Duits in de praktijk net hetzelfde.
Ook bij het betrekkelijk voornaamwoord doen het Nederlands en het Duits hetzelfde. Beide talen gebruiken het verwijswoord dat overeenkomt met het grammaticale antecedent van het verwijswoord. Het is hier onmogelijk om (volgens de regel toch) “die” te gebruiken. Gek genoeg zie ik in het Duits nauwelijks een neiging om hier het vrouwelijke “die” te gaan gebruiken, maar in het Nederlands is de neiging om tegen de regel in het vrouwelijke “die” te gebruiken, heel sterk.
In beide talen is er dus in de praktijk een heel sterke neiging om afstand te nemen van de regel die zegt dat het grammaticale genus de doorslag geeft bij de verwijzing. Die neiging bestaat in het Nederlands bij het betrekkelijk voornaamwoord, in het Duits bij het bezittelijk voornaamwoord.
Pingback: Magt | Drabkikker
Naar Finland verwijzen met haar, noemen wij de “haarziekte”. Duikt steeds vaker op, vooral bij landnamen, maar ook op andere plekken. Collega’s van mij noemen het zelfs de gruwel van de snelle schrijver. Helemaal niet leuk om te lezen. Het stoort en breekt je leesritme. Niet doen a.u.b.